Acht valkuilen in de gemeentelijke visie op kunst en cultuur

Kunst en cultuur floreren niet zomaar. Het schrijven van een boek lukt weliswaar op een zolderkamer, al heeft ook een auteur inspiratie nodig en daarvoor wellicht anderen. Andere kunstvormen stellen hardere eisen aan de omgeving. Dat geldt in het bijzonder voor de uitvoerende kunsten. Gemeenten willen zich graag laten voorstaan op een aantrekkelijk leefklimaat en daarin speelt kunst en cultuur een rol. Autonome kunstenaars hebben ambities in het voortbrengen van werk en in hun eigen ontwikkeling. Een breed publiek is enorm divers in hun behoeften en verwachtingen, waar kunst en vermaak nogal eens door elkaar lopen.

Het maakt kunst en cultuur tot een lastig beleidsgebied. Het raakt aan waarden, de opbrengst is niet tastbaar en staat met regelmaat ter discussie. In de piramide van Maslow gaat kunst en cultuur over zelfverwezenlijking. Dat vraagt voor een goed gesprek om kennis en inzicht.

Kunst en cultuur is een heel breed beleidsgebied. Het is van belang dat te onderkennen, onderscheid te maken en op deelgebieden passende instrumenten in te zetten. Een kleine verkenning. Cultureel erfgoed gaat over het behouden van wat er is en het kennen en ontsluiten van een waardevol verleden. Voor veel kunstboefening is het verwerven van vaardigheden een vereiste, het leren bespelen van een viool, het doen van oefeningen aan de barre voor de danser. Wat die activiteit zelf overigens nog niet tot kunst maakt. Makers hebben eigen behoeften, om te ontmoeten, te experimenteren en te mogen mislukken. Behoefte aan oefenruimte en presentatieruimte. Kunstontwikkeling gaat met vallen en opstaan. Bij het brede publiek lopen kunst en vermaak of 'het hebben van een goede tijd' door elkaar. Veel in onze samenleving wordt door de markt gestuurd, maar in kunst en cultuur lukt dat vaak niet. Het is te vluchtig, te ontastbaar, te moeilijk, onvoorspelbaar en niet herhaalbaar. Of te onaantrekkelijk, te confronterend, maar maatschappelijk, misschien pas op termijn, waardevol.

De kunsten vragen om ruimte voor verbeelding en ontwikkeling. Enerzijds kan beleid faciliteren en zo activiteiten mogelijk maken. Anderzijds is het inherent aan beleid dat het kaders stelt, codificeert en perkt het ruimte juist in. Er zijn nogal wat valkuilen in het kunst en cultuurbeleid. Uit de prakijk, acht valkuilen die zich voordoen.

Valkuil 1: Wat wordt verstaan onder kunst en cultuur?

Een goed gesprek begint met een gemeenschappelijk begrippenkader en gedeelde beelden. Kunst en cultuurbeleid condenseert in veelal uitbundig vormgegeven documenten. Onder die oppervlakkige vorm blijft het inhoudelijk vaak vaag en vrijblijvend. Zo mist wat onder kunst en cultuur wordt verstaan, en wat het verschil tussen beide termen is. Het belang van kunst en cultuur blijft hangen in een eigentijdse 'melk moet'-argumentatie.

Er zijn meerdere definities van kunst en cultuur, waaruit er een te kiezen is. Het hoeft niet de ultieme, de allerbeste te zijn. Het is vooral van belang dat die werkbaar is en past bij de gemeente. Amsterdam heeft een ander ambitieniveau dan bijvoorbeeld Zuidhorn.

Valkuil 2: je ziet wat er al is

Als een basis ontbreekt waardoor het gesprek eigenlijk niet goed te voeren is dan ligt voor de hand om de bestaande instituten en activiteiten als uitgangspunt te nemen voor het nieuwe beleid. Gesubsidieerde instellingen hebben een hechte relatie met een gemeente, de instellingen zitten mogelijk al in de beleidsvormende fase aan tafel en oefenen invloed uit waarmee ze hun eigen positie bestendigen. Veranderingen aanbrengen, bijvoorbeeld door subsidie stop te zetten veroorzaakt weerstand en gedoe.
Niet gesubsidieerde of nieuwe initiatieven daarentegen worden lang niet altijd opgemerkt, of het budget is al verdeeld. Het beleid fixeert zo de bestaande situatie. Breng je structuur aan dat trekt dat mensen en organisaties die op die structuur gaan bouwen, in plaats van op een artistieke drive.

Valkuil 3: Gedragscodes in plaats van beleid

De kunst- en cultuursector kent inmiddels drie instrumenten die normerend zijn binnen de branche: een 'Governance Code Cultuur', een 'Fair Practice Code' en een 'Code Diversiteit & Inclusie'. Zonder nadere overweging worden deze drie gedragscodes universeel verplicht gesteld. Deze gedragscodes dragen bij aan het indekken van de gemeente tegen wat ook de drie A's genoemd zou kunnen worden: de Angst voor Verantwoording, de Angst voor Ontregeling en de Angst voor Schandalen. De drie codes zijn slechts randvoorwaardelijk voor, respectievelijk, goed bestuur, goede betaling en normale sociale omgang. Daarmee is er nog een inhoudelijk kunst- en cultuurbeleid. Tegen deze codes valt niets in te brengen. Opvallend is wel wat er níet in staat. Een klein experiment: vervang 'cultuur' door 'haven' of 'bakkerij' en het klopt inhoudelijk ook. Er wordt geen woord gewijd aan de positie van de maker, het bewust nemen van risico's, de verhouding tussen makers en participanten, het aangaan van experimenten, de relatie tussen zakelijk en artistiek, het omgaan met politieke of maatschappelijke spanningen. Er staat eigenlijk bijna niets in dat in essentie cultureel of artistiek is.

Kortom, het is aan organisaties om invulling te geven aan de codes, op een wijze die bij hen past en haalbaar is. Het beleid moet zich niet alleen verlaten op de gedragscodes.

Valkuil 4: Ruimteverlies

Wat niet in het beleid is opgenomen is niet gelegitimeerd. Dat zal zich met meer moeite moeten invechten dan zonder dat er beleid was geweest. Er ontstaat een gebrek aan ruimte. Een gebrek aan fysieke ruimte als er geen locaties meer voorhanden zijn waar een nieuw initiatief terecht kan. Een gebrek aan geestelijke ruimte wanneer ongeplande kunst zich niet welkom voelt.

Dat geldt bijvoorbeeld in de openbare ruimte. Het centrum van de stad is vergeven aan de commercie, het gebied wordt aangestuurd door de 'citymanager' en beheerd door 'toezicht'. Je bent er slechts als passant en consument welkom. Kunst en cultuur was bij de oude Grieken het hoogste doel en werd in het centrum van de stad beoefent. De filosofe Hannah Arendt signaleert dat in het centrum in de Westerse wereld is ingevuld als commerciële marktplaats en daarmee aan betekenis heeft verloren.

Kunstbeleid zou naast het invullen het vergroten van het kunstzinnig vermogen en de kunstzinnige ruimte tot doel kunnen hebben. In de grotere steden behelst dit onder andere het bieden van tegenwicht aan de dominante commerciële fucntie en de neiging tot overoptimalisatie van een gebied.

Valkuil 5: Overgevoeligheid voor hypes en trends

De verleiding tot het omarmen van externe hypes en trends is groot, temeer daar het moeilijk is om het wezen van kunst en cultuur vast te pakken. Er is natuurlijk niets mis om een open oog te hebben voor actuele en externe ontwikkelingen. Het leidt tot doelen als cultureel ondernemerschap, inclusiviteit, diversiteit, participatie, wijkgericht werken, interdisciplinair, ecosysteem, ketensamenwerking en nog veel meer. Een lange lijst van termen, die slechts beleidsdiarree zijn wanneer er geen groter idee aan ten grondslag ligt. Dat is niet zomaar kopiëren wat er elders gebeurt. Als dansers graag optreden op live muziek dan weten ze echt wel een orkest of een band te vinden. De vraag is of beleid hier echt een fucntie heeft. Verschillende disciplines worden bij elkaar gebracht in een organisatie, terwijl ze elkaar inhoudelijk niets te bieden hebben. Beleidsmatig alle cultuur onder een organisatorische paraplu, beleidsmatig en ambtelijk logisch. Keramiek en modern jazz in één gebouw, waar ze slechts de kapstok delen.

Valkuil 6: Het stellen van afgeleide doelen

Terwijl het benoemen van kunst en cultuur zelf achterwege blijft worden juist wel afgeleide doelen geformuleerd. Kunst en cultuur in dienst van, als middel om andere maatschappelijke doelen te verwezenlijken. Door het opdragen van extra maatschappelijke taken wordt legitimiteit verkregen, wat past in een klimaat waar het draagvlak voor kunst zwak is en wat gericht is op zuinigheid en verantwoording.
Kunst als interventie in moeilijke stadswijken, voor welzijn, sport, preventie en veiligheid, als therapie, om verbinding te brengen. Het is een lange lijst op weg naar het sociale utopia waar kunst en cultuur aan moet bijdragen. Echter, kan kunst en cultuur dit echt allemaal waarmaken? Is dit waar kunst en cultuur over gaat?

Kunst en cultuur wordt zelf een afgeleid doel wanneer het onderdeel wordt van het streven naar een aantrekkelijke leefomgeving of het prestige van een stad. In een nieuwe wijk verzorgt het culturele centrum een deel van de invulling naast de school, kinderopvang en de supermarkt. Cultuur en kunst wordt dankbaar ingezet voor city promotie, marketing en verkoop van huizen.

Een nieuw cultuurcentrum draagt bij aan het prestige van de gemeente. Echter, een hoge investering in 'de bakstenen' is nog geen kunst of cultuur. Het gaat om wat er binnen gebeurt. Hoge bouwkosten en budgetoverschrijdingen leiden er meer dan eens toe dat er nauwelijks geld overblijft voor de kunst en cultuur zelf. Er volgt dan een opdracht om populair te programmeren, met een aanbod dat vooral is gericht op het binnenharken van de broodnodige inkomsten. Een gebouw kan zo architectonisch ingekleurd en perfect zijn dat het het creatieproces in de weg staat. De architect was de kunstenaar, nu is het af.

Valkuil 7: Geen focus op de waarde van de kunst

Ogenschijnlijk lijkt een brede functie voor kunst en cultuur een nobel streven. Een kunstenaar is echter geen maatschappelijk werker. De keerzijde is dat de intrinsieke waarde van kunst en cultuur buiten beeld raakt en er een artistieke drive mist om te presteren. Het artistieke niveau telt niet echt, het gaat om geloofwaardig bezig te zijn op de afgeleide doelen.

Dat kunst een positieve bijdrage kan leveren aan het bereiken van bepaalde doelen staat niet ter discussie. Echter, er is een fijn onderscheid tussen een neveneffect bij kunstbeoefening enerzijds en het instrumenteel gebruik van 'kunst'. In het eerste geval is de kunst het doel, in het tweede geval komt kunst op de tweede plaats en is vooral instrumenteel. Daarmee gaat de kunst verloren.

Zonder aandacht voor de intrinsieke waarde van kunst daalt het niveau geleidelijk totdat we niet beter weten. Voor de afgeleide maatschappelijke doelen maakt het niet uit, of werkt het misschien zelfs beter. Publiek is veelal beter te bereiken met een gemakkelijk aanbod. De afgestudeerde danser van een academie kan worden ingewisseld voor een docent op een lager niveau.

Er kan zelfs een omkering plaatsvinden wanneer gestuurd wordt op afgeleide doelen. Sociale verbinding in een wijk kun je ook bereiken met Jeu de Boules. Nadat cultuur is ondergebracht bij sport en welzijn, is Jeu de Boules dan ook binnen het beleid in te passen? Zonder definities en met de focus op afgeleide doelen is er geen kompas.

Valkuil 8: Er is geen 'One size fits all'

Zoals gesteld het kunst en cultuurbeleid is breed. Dat vraagt om in het beleid categorieën te onderscheiden, op een wijze die passend is voor de gemeente. Per categorie is dan een detaillering te maken. Zo is er een grote constante in cultureel erfgoed en een veel hogere dynamiek bij makers.

Tot slot

Het mag en kan beter. Een gemeente moet zich niet klein willen maken. Dat een kleine industriestad in het Ruhrgebied - Wuppertal - het epicentrum van de moderne dans zou worden en de danskunst verder brengt, was zeker niet logisch. De boodschap is dat als het daar kon, het in beginsel ook kan in Helmond of Zwolle.

Ieder heeft een eigen perspectief. Mijn blik is ingekleurd door het bouwen aan een school voor moderne dans, het leiden van een gezelschap en betrokkenheid in de performing arts en film. Overigens doe ik graag mee met Jeu de Boules.

Reageer, schrijf een bijdrage

Een echte naam wordt gewaardeerd
Het e-mailadres is om eventueel contact op te nemen en wordt niet gepubliceerd.

4000 tekens max,
4000
resterend
Dank! publicatie volgt na review.